Deze beeldengroep bestaat uit twee beelden. Ze zijn niet gemaakt van eikenhout maar van serpentijn, een steensoort met een vergelijkbare hardheid. Ze zijn allebei zo'n 20x20x60 cm hoog.

Het rechter beeld geeft aan de voorkant een opeenstapeling van  de rotsblokken weer. In het midden zijn twee rechthoekige doorkijkjes. Bij deze rechthoekige uitsparingen staat een jongen die zijn linkerhand vasthoudt aan de rand van het rechthoekige gat en met zijn rechterhand reikt naar het andere beeld. Hij staat op het uiterste puntje van de rots en dreigt door de overhangende rots overweldigd te worden. De achterkant van het beeld is hol. Het rechthoekige lijnenspel doet denken aan een schaal van een ei. 

Het linker beeld laat aan de voorkant ook een opeenstapeling van rotsblokken zien. Het beeld is meer gesloten en vergroeit met de rots staat een vrouwfiguur. Ze mist haar voeten. Haar rug en haren vormen een eenheid met de rots. Ze steekt haar linkerhand gelaten uit naar de jongen. Ook hier is de achterkant van het beeld hol en doet denken aan een schaal van een ei.